Verwondering: het driehoekige universum vol universa van de Griekse filosoof Petron
Verwondering en verbeelding, twee woorden die me te binnen schieten als ik denk aan Griekse filosofen, niet alleen ter karakterisering van die filosofen, maar ook als beschrijving van mijn leeservaring. Volgens Aristoteles begon men door verwondering te filosoferen om tot inzichten te komen (Metafysica, boek Alfa, 982a). Hij maakte echter nog geen consequent onderscheid tussen kennis (epistêmê) en kunde (technê). Hoewel het bij kunde eigenlijk ging om praktische toepassing en dus kunst en ambacht, vind ik het niet misplaatst om het denken als zoektocht naar inzicht te beschouwen als een kunst. We hebben het over de kunst om met verwondering om te gaan.
Een oorzaak van verwondering is de natuur. Het groeien en het verval van het leven op aarde, en het constante van de sterren en hemellichamen daarboven. Er gaat een zekere elegantie uit van Griekse theorieën over de kosmos, de begrenzing ervan, de aard ervan en zelfs het aantal ervan. Het aardige is de betekenis van dat Griekse woord kosmos. Oorspronkelijk betekent het 'orde'. Zodoende werd het door presocraten als Pythagoras en Heraclitus gebruikt om er de geordende wereld mee aan te duiden. Zo ging kosmos 'wereld' betekenen, al behield het tegelijkertijd de oude betekenis van 'sieraad', omdat orde goed is en als een vorm van sierlijkheid geldt.
Plutarchus geeft een leuk voorbeeld van oud-Grieks denken over de kosmos in een van zijn Delfische dialogen, Het verval van de orakels (22-23). Hij noemt de aristoteliaan Phanias van Eresus (ca. 300 v.Chr.), die in een geschrift melding maakte van een zekere (fictieve?) Hippys van Rhegium, en die beschrijft op zijn beurt een theorie van de pythagoreeër Petron van Himera (vierde eeuw v.Chr.). Van deze man is niets anders bekend dan dat hij geloofde 'that there are 183 worlds in contact with one another according to elements'. Ze vormen een driehoek, met op elke lijn zestig werelden (kosmoi) en drie extra werelden op de hoeken.
Elke wereld van Petrons driehoek raakt zijn buren en draait, zodat de hele constellatie beweegt als in een dans. Het verklaart bijvoorbeeld het draaien van de sterrenhemel. Dan gaat Petron nog een stapje verder. De lege ruimte binnen de driehoek is 'de Vlakte van de Waarheid' met een haard in het midden, vanwaar de 'redenen, vormen en patronen' komen van 'alles dat is geweest en alles dat zal zijn'. De driehoek wordt tot slot omhuld door Eeuwigheid, waaruit de Tijd langs en door de werelden stroomt. Dit betekent dat redenen (oftewel oorzaken?), vormen (zoals Plato's Ideeën) en patronen (zoals de driehoek) eeuwig zijn. Na deze mededelingen wordt overigens opgemerkt dat goede mensen eens in de tienduizend jaar deze waarheid geopenbaard krijgen.
Het getal 3 en veelvouden daarvan. De driehoek is typerend voor de pythagoreïsche getallenleer. Bekend is bijvoorbeeld de driehoek 1+2+3+4 (= 10, het perfecte getal), oftewel de tetractys. Voor Plato (Timaeus) was de driehoek tevens de eerste onder de tweedimensionale vormen. 1 is een punt, 2 een lijn, en 3 een vlak. Met 4 is het eerste driedimensionale lichaam gevormd. De driehoek vormde volgens hem de basis voor de verdere vormen (platonische lichamen). Verder bedraagt de hoek van een gelijkzijdige driehoek 60 graden.
Petron is niet de enige die beweerde dat er buiten de door ons waargenomen wereld nog andere werelden bestaan. Atomisten gingen bijvoorbeeld uit van een oneindige hoeveelheid, en Heraclides Ponticus dacht dat de sterren feitelijk die andere werelden oftewel universa waren. Petrons theorie valt wel op door de symboliek, geometrische en getallenkundige perfectie. Perfectie, dus harmonie, dus kosmos.
Reacties
Een reactie posten