De ongrijpbare, wordende mens [essay]


Misleiding van de taal: universalia. Bestaat er wel zoiets als hondheid, blauwheid, huisheid en mensheid, zoals Plato en middeleeuwse scholastici het graag zouden hebben? Ze lijken eerder hol, zeker in tijd waarin de moderne filosofie zowel God als de metafysica heeft doodverklaard. Plato wantrouwde de zintuigen. Mystiek wantrouwt zintuigen. Ik mijd de Eleaten maar volg Heraclitus en het begrip van de zintuigen á la Friedrich Nietzsche: alles stroomt. Alles wórdt. Een universele is als een norm, en een Norm biedt geen ruimte voor het individu, het particuliere. Men veronderstelt een universeel subject, maar dat bestaat niet. Er schuilt trouwens een paradox in de vaststelling dat enerzijds alle mensen gelijk zijn en onder een Norm leven, maar anderzijds als individuen worden beschouwd in een maatschappij waarin individualisme hoog in het vaandel staat. 

Bij mensheid komen we met het genoom misschien een stapje in de richting van een definitie, maar dit is tegenintuïtief. Wat moeten we aanvangen met de instincten, de gevoelens en het karakter? Bovendien ben ik vandaag dit en dat, maar over tien jaar weer zo en zo, om maar te zwijgen van de verschillende rollen in verschillende situaties. Je Zelf, zo'n transcendente essentie in de New Age, daar heb ik geen plaats voor in mijn gestel dat continu aan verandering onderhevig is en constant met indrukken moet omgaan. Mijn ik, dat wazige subject, borrelt op uit de stroom van indrukken van de dag. Vandaag voel ik me vrolijk, morgen melancholisch, overmorgen ambitieus. Ik ben dat allemaal. Veel meer is er niet aan. Jezelf zijn, dat is aan jezelf beantwoorden. Hoe moeten we dat rijmen met de stille hoop dat de Norm, de wetten en het rechtstelsel voor iedereen identiek zijn? Valt die abstractie van 'de mens' inderdaad in de categorie van het religieuze spreken, zoals Alain Badiou beweert (p. 47)? Nietzsche stelde dat er in de wereld meer idolen zijn dan werkelijkheden, en misschien zinspeelt Badiou hierop als hij schrijft dat er niet één Subject is, maar evenveel als dat er waarheden zijn (p. 53). Het is interessant om te zien dat bij de vele filosofische doodverklaringen ook het subject ten grave gedragen is, onder andere door Michel Foucault. De erkenning van het absolute, vaststaande individu en zijn 'ziel', dat glibberding, deed Plato niet voor niets zwijgen over de Idee van de Mens (die verschijnt pas bij de middenplatonici).

Xenofobie, die aloude angst voor het onbekende: angst voor het niet-menselijke en onmenselijke. Is dat niet de mens die niet beantwoordt aan de definitie, oftewel de Norm, oftewel de verwachting? Is dat niet de mens die in het discours van bepaalde populisten en fundamentalisten een wezenlijk onkenbare Ander wordt? De angst is oud, de angst is natuur. De Norm is nieuw, de Norm is cultuur. De Norm verplicht, net als de ethiek, net als de religie (en die veronderstellen elkaar). De Norm als een idool om een a priori angst te rechtvaardigen. Wat het a-normale betreft, schieten we door de Norm heen en weer van een gifbeker voor Socrates naar een voetstuk voor een profeet en ontzag voor de wanhoop en passie van de kunstenaar. Ik denk hier even aan de filosoof Slavoj Žižek. De Norm werkt een Mens in de hand en schept orde, en dus controle, een bij vlagen nuttige en heerlijke drug die de feitelijke ervaring bedwelmt maar ook, in het ergste geval, lam legt. Dat is een paradox in het moderne geloof in het individualisme: het niet accepteren van een ander, wat deels het niet accepteren is van jezelf, als mens. Die is altijd wordende, en daarin ligt misschien wel een belangrijk deel van zijn definitie.

Wat de moraal betreft, bestaat die niet als 'de mens' niet bestaat? Dan bestaan goed en kwaad niet, en dat bewijst het bevrijdende karakter van het verwerpen van het universele. Er bestaat alleen het particuliere. Wie dus roept: 'Maar het hoort zo', die bedoelt (maar kan dat niet benoemen) dat hij zelf iets graag zo en zo wil. De morele vraag is dan ook gericht op een individueel antwoord een vraag die de verloren maar stug verder zoekende K. in Kafka's Het slot ook enkele malen gesteld wordt: 'Wat wil je?'

  • Alain Badiou, De ethiek. Essay over het besef van het Kwaad, 2007 (2003).
  • Friedrich W. Nietzsche, Afgodenschemering, 1889.
  • Kelsey Wood, Žižek, A Reader's Guide, 2012.

[Afbeelding: van internet, bron niet te achterhalen.]

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lawrence Principe, 'The Secrets of Alchemy': review

Mulisch en Márquez: van woorden naar beelden

Het Midden-Oosten ontdekken: van een Vlaams muziekfestival tot de 12e-eeuwse al-Sohrawardi