Angela Carters 'Nights at the Circus', orfisme en sjamanisme

Sophia is degene die zich als geen ander weet te handhaven in een wereld die gedomineerd wordt door mannen en oppervlakkigheid. Sowieso zijn de vrouwen in de roman spitsvondiger, daadkrachtiger en taaier dan de mannen. Die mannen komen er niet zo goed van af in het verhaal. Ze zijn oppervlakkig, bijgelovig, simpele, achterbakse, goedgelovig of wanhopig omdat ze bijvoorbeeld hun geld in rook op zien gaan. Ze kunnen dus niet goed met tegenslag omgaan, zoals Kolonel Kearney, de baas van het circus. Zelfs de Sterke Man rent als eerste de tent uit als de tijgers loslopen en zoeken naar een snack. Telkens zijn het de vrouwen die de dag redden. Sophia redt bijvoorbeeld een paar keer het leven van de wat onnozele andere hoofdfiguur, Jack Walser.
Hoe Sophie aan haar vleugels komt, weet niemand, maar ze zou uit een ei geboren zijn dat door onbekende ouders gelegd werd. Dat gegeven doet een beetje denken aan het orfisme, een oude Griekse mysteriegodsdienst. Volgens een orfische traditie zou de kosmos geboren zijn uit een ei, die gelegd is door de gevleugelde Nacht (Nyx). De eerste entiteit die uit het ei voortkwam, was Protogonos/Phanes, een hermafrodiet. Sophia is niet alleen een nachtbraker, maar ook een vrouw met mannelijke trekken. Zoals de Logos voor diverse filosofen, zoals de stoïcijnen, de hoogste goddelijke macht is, zo verschijnt nu de Wijsheid in de roman als held ten tonele: Sophie (van sophia, 'wijsheid').
De centrale figuur binnen het orfisme was Orfeus. Dit mythologische figuur uit Thracië stond bekend als uitmuntende zanger en lierspeler, waarmee bij de natuur kon betoveren. Zo bracht hij niet alleen mensen, goden en dieren in vervoering met zijn spel, maar zelfs bomen en stenen. Wanneer Orpheus zijn geliefde Eurydice verliest door een slangenbeet, slaagt hij erin af te dalen naar de onderwereld. Met zijn kunsten haalt hij vervolgens Hades over zijn vrouw terug te geven. Hades, die toch niet bekend stond als gezellig feestbeest. In Orfeus is meer dan eens een afspiegeling van sjamanen gezien. Hij betovert immers de bezielde en onbezielde natuur, en kent de geheimen van het hiernamaals.
In de Nights at the Circus heeft zang met zijn betoverende werking een orfische status. Twee van de circusartiesten, de straatvrouw Mignon en de 'Prinses van Abysinnië' , betoveren de mensen met hun muziek en houden de tijgers ermee in bedwang. Het sjamanisme als zodanig komt echter heel expliciet terug in de roman. Na een succesvol optreden in Sint-Petersburg reist het circus per trein door Siberië richting het verre oosten. De Kolonel voorziet een wereldtournee met roem en rijkdom. Het lot beslist echter anders. De trein verongelukt door sabotage midden in de bevroren wildernis, waardoor de reis ten einde komt. Het circus houdt abrupt op te bestaan. Jack Walter, op wie Sophia inmiddels verliefd is, raakt zoek. De lezer weet dat hij bij de treinramp zijn verstand verloren heeft en als een kip in het ronde loopt en kakelt. Uiteindelijk wordt hij door een sjamaan in de rimboe opgevangen (onnodig te zeggen dat het woord sjamaan uit Siberië afkomstig is). De sjamaan is onder de indruk van Jacks eigenaardige gedrag en denkt bijvoorbeeld dat Jack met de vogels kan communiceren. Daarom besluit hij Jack tot collega op te leiden. Aan het eind van de roman krijgt Jack zijn verstand echter terug, vindt Sophia hem, en blijven ze als koppel in Siberië. Dan is het klokslag middernacht en is de negentiende eeuw ten einde. 1900 begint.
De ironie is dat we tegenwoordig met een onomatopee zouden zeggen dat Jack 'koekoek' geworden was. Enerzijds past dit echter binnen het vogelmotief van de roman, en anderzijds past het binnen het sjamanisme en zelfs het motief van het paradijs. Over de hele wereld komen culturen voor die in hun overlevering een gouden tijd of paradijs kennen, variërend van de Elysische velden tot Eden tot prediluvische tijden waarin mensen nog met de dieren konden praten. Dat laatste is volgens godsdiensthistoricus Mircea Eliade een van de karakteristieken van het paradijs (Myths, Dreams, and Mysteries, 1960, p. 60 e.v.). Het vermeende paradijs ligt in de tijd dat hemel en aarde nog verbonden waren. Dat was een tijd waarin zowel mensen als goden van de ene naar de andere kant konden gaan, de mens onsterfelijk, spontaan en vrij was. De natuur was nog in harmonie, waarin dieren en mensen elkaar nog begrepen. Eliade ziet in het sjamanisme een concrete poging van de mens om middels rituelen een deel van die gouden tijd terug te krijgen. Vooral het spreken met de vogels, die zowel op de grond als in de lucht leven, is hierbij belangrijk voor sjamanen. Het verstaan van de dieren en in het bijzonder de vogels is een sterk motief. Dat is bijvoorbeeld terug te zien in de Oudnoorse Völsunga-saga, waarin de held Siegfried het bloed van de dode draak Fafnir proeft, waarna hij het vermogen verwerft de vogels te verstaan. Zeer uitvoerig en expliciet is in dit kader De man die de taal van de slangen sprak, een sprookjesachtige roman uit 2007 van de Est Andrus Kivirähk. Hierin verliezen middeleeuwse mensen van een oerbos het contact met de natuur volledig door boeren te worden, waarna ze de slangentaal voorgoed vergeten.
In de nagenoeg ongerepte wildernis van Siberië eindigen de façades, stopt de chaos, keert de vrijheid terug en worden de moderne illusies van roem en rijkdom doorbroken. Een regionale vrouwengevangenis houdt er op te bestaan doordat de 'gevangenen' en de cipiers uitbreken door en voor de liefde. De sjamanen leven er rustig hun eenvoudige leventje. De Kolonel ziet zijn kapitalistische droom in duigen vallen. Niemand jaagt nog achter Sophia aan om haar vleugels. Markant is ook dat de clowns van het circus 's nachts in een storm op miraculeuze wijze spoorloos verdwijnen, want die clowns stonden in de roman voor carnavaleske chaos. Sophia en Jack vinden elkaar en worden een koppel, in het midden van de rustige natuur die weliswaar niet aan Shangri-La doet denken, maar nog altijd veel paradijselijker is dan de bewoonde wereld van de roman.
Reacties
Een reactie posten