‘De ronde ruïnes' : J.L. Borges, creatie en de vuurdoop
‘Soms werd hij verontrust door de indruk dat dat alles al eens was gebeurd...’
In het korte verhaal De
ronde ruïnes (in Ficciones, 1944)
beschrijft de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges een man die aankomt bij
een cirkelvormige ruïne uit vergeten tijden. Die ruïne staat in de wildernis en vormde het heiligdom van een vuurgod. De man is vermoedelijk een soort
priester of magiër, en hij heeft een plan. Zijn doel is ter plaatse gedurende
ruim een jaar te dromen van een mens. Hij droomt die mens stap voor stap, vezel
voor vezel, en zodra de droom compleet is, moet de mens echt worden. Na veel
moeite slaagt de man in zijn opzet. De mens wordt zelfstandig, en wordt ingewijd in de geheime riten. Dat is schijnbaar in opdracht van een vuurgod. Nadat de training voltooid is, doet de tovenaar hem zijn eigen schepping en training vergeten, waarna de mens er op uit trekt, verder het
oerwoud in. Daar vestigt ook hij zijn reputatie. Na een tijd ontstaat er een grote bosbrand die in razend tempo om
zich heen grijpt, maar net als de tovenaar denkt dat hij door het vuur gegrepen
zal worden, ontdekt hij dat ook hij een droombeeld is.
Schepping
In eerste instantie roept dit door de religieuze context de
schepping van de mens in herinnering volgens Genesis. God zegt daarin: ‘Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar
Onze gelijkenis’ (1:26). Soortgelijke fratsen zijn ook de joodse traditie niet
vreemd, met het scheppen van de golem. Borges is daarmee bekend. Met het Hebreeuwse woord emeth ‘waarheid’ op het voorhoofd wordt de
golem bezield en actief, maar door de eerste letter uit te vegen, ontstaat meth ‘dood’, en sterft de golem weer. Enigszins
verwant aan Jahwehs scheppende woord is de Egyptische zonnegod Ra (Re), die andere
goden schiep via zijn mond, door bijvoorbeeld te spugen of te spreken, nadat
hij ze in zijn hart bedacht had.[1]
De tovenaar in Borges’ verhaal schept echter met pure
denkkracht. Hij gebruikt geen klei, zoals in Midden-Oosterse mythologieën, of
bijvoorbeeld op maisbasis zoals in de Midden-Amerikaanse Popol Vuh. Hoe die ingebeelde mens werkelijkheid wordt, blijft
geheel duister. Hoe opmerkelijk het proces ook is, de mens kan niet
anders dan vanuit zichzelf denken en zich dus een herkenbare mens voorstellen.
De rabbi’s in de joodse verhalen hadden het maar gemakkelijk, omdat zij niet de
gehele anatomie hoefden uit te denken van een vreemd geval als de golem.
Borges’ tovenaar heeft die luxe niet. De man schept de mens, zoals de mens in
de cultuurgeschiedenis helden en antropomorfe goden schiep.
Heraclitus
Borges kende niet alleen de golemverhalen, maar tevens de presocratische filosoof Heraclitus van Efeze (ca. 540 - 480 v.Chr.). Voor De ronde ruïnes is dat interessant. In Heraclitus' visie is het een goddelijke Logos ('Rede') die het universum bestiert. Dat impliceert dat de mens ongewild en onbewust de wil van de Logos uitvoert (wat voor sommige gelovigen de wil van God zou zijn), alsof men slaapt. In fragment DK B1 stelt de filosoof dan ook: 'But other men know not what they are doing when awake, even as they forget what they do in sleep'. Die gedachte sluit aan bij de parafrasering die Marcus Aurelius geeft van een andere opmerking: 'I think Heraclitus says that the sleeping ones are workers and co-workers of the happenings in the world'.[2] Volgens de presocraat ziet de mens doorgaans de wereld en de waarheid dan ook niet. De slapende mens kent zijn oorsprong niet, of is die vergeten. Evenzo handelen de personages in het verhaal van Borges volgens een plan dat hen uiteindelijk niet bekend is. Zij dromen en zijn dromen. De wereld waarin zij leven is van iedereen, maar als droom zijn zij persoonlijk en uniek. Volgens Plutarchus zei Heraclitus dan ook 'that for the waking there is one and the same cosmos, but that of the sleeping each turns away to his own [cosmos]' (fragment 89, Plut. de superst. 3, p. 166c).Simulatie
In het verhaal wordt de droom echt. De notie dat gedachten een zekere werkelijkheid verkrijgen,
is in principe niet raar. Maar al te vaak hebben denkbeelden
daadwerkelijk invloed op de... werkelijkheid. De gevolgen van enkele profeten
in de oudheid waren niet gering voor de wereldgeschiedenis. De voorstelling van
een ronde aarde was voor de vroegmoderne mens het begin van mondiale expansie. De
gevolgen van Einsteins dagdromen voor de natuurkunde waren evenmin niet gering.
In zijn ode aan de menselijke verbeelding gaat Borges evenwel verder, op een
manier waar postmodernisten niet vies van zijn.
De
postmodernistische filosoof Jean Baudrillard (1929 - 2007) kende Borges en
opent zijn fameuze Simulacra and Simulations (1981) met deze stelling: ‘The simulacrum is never that which
conceals the truth – it is the truth which conceals that there is none. The
simulacrum is true.’ De geschapen mens lijkt een kopie (simulacrum) te zijn van
de mens in het algemeen, maar is geïdealiseerd. Daarom kan hij nooit naar een
wérkelijk individu verwijzen (het originele exemplaar van de kopie). Bovendien is
elke zoektocht naar een verborgen waarheid gedoemd te mislukken, omdat de
geschapen mens geen herinnering heeft van zijn schepping en ‘opvoeding’. Misschien
is de menselijke zoektocht naar een of andere essentie van zichzelf en de
wereld soortgelijk en dus illusoir. De prehistorie blijft in nevelen gehuld.
In een fragment van Heraclitus' werk stelt deze: '[W]ij zijn, en wij zijn niet' (22B49a). In de huidige context is dat passend. ‘Geen mens zijn’, schrijft Borges, ‘de projectie van de
droom van een ander mens zijn: wat een onverdragelijke vernedering, wat
duizelingwekkend!’ Dat grenst een beetje aan wat Gerard Reve schreef in het gedicht Theologie uit 1973: 'God droomt ons. Als Hij wakker wordt / Zijn wij voorgoed verdwenen.' Misschien droomt de mens zichzelf echter wel. Zo bedoeld of niet, maar elk individu is in zekere zin de
projectie van de ander, in die zin dat niemand ooit de ander in zijn totaliteit
voorstelt. Mensen kennen elkaar op selectieve wijze, bijvoorbeeld in de rol van
student of manager. Het is zoals de postmodernistische filosoof Slavoj Žižek
opmerkt in zijn documentairefilm The Reality of the Virtual (2004). De
beelden overheersen de totale persoon, oftewel de ‘realiteit’: de werkelijkheid
van de zwetende, etende en naar de wc gaande mens.
Die menselijke conditie van een soort vervreemding is in de
korte, ambachtelijke animatiefilm The Maker (2011) alleraardigst weergegeven. Een poppetje schept een soortgelijk
poppetje, en bezielt die met behulp van muziek, die als het ware orfische kracht bezit.
Vervolgens draait de maker een zandloper om, waarna hij verdwijnt. Een nieuwe
cyclus lijkt daarmee begonnen.
Herhaling, of de cyclus, is dan ook een sleutelelement in De ronde ruïnes. Niet voor niets vinden
de handelingen plaats in de restanten (een vergeten verleden!) van een ronde
tempel. De neiging tot cyclische voorstellingen schijnt eigen te zijn aan de
mens. Herhaling, of de cyclus, is dan ook een sleutelelement in De ronde ruïnes. Niet voor niets vinden
de handelingen plaats in de restanten (een vergeten verleden!) van een ronde
tempel. Bovendien komt de tovenaar aan langs de rivier, en gaat zijn schepping verder noordwaarts langs de rivier. Dit past bij het denken van Heraclitus, die schreef: 'Alles stroomt'. Hij zag alomtegenwoordige
cycliciteit in de loop der dingen. Zo wisselt de zon van kracht in de
winter en neemt die weer toe in de zomer etc. Aan de cyclus van Heraclitus is
echter weinig eschatologisch, zoals bij de stoïcijnen. De filosoof gaat
namelijk uit van stabiele wetmatigheden in een onveranderlijk natuurgebeuren.[3] Er is continue verandering, maar er moet maat zijn.
In De werken en dagen van Hesiodos (ca. 700 v.Chr.) wordt verkondigd dat voor de huidige mens vier anderen hebben bestaan, respectievelijk de bronzen, zilveren en gouden rassen, waarbij goud de oudste en perfecte conditie was. Ook in de Popol Vuh van de Maya’s doen de goden het scheppen van de mens dunnetjes over, terwijl de Californische Karuk-indianen de zogeheten Ikxareyavs kennen. Dat waren de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika voordat de huidige mensen er kwamen, en die nu als geesten zouden voortleven. (Overigens voert Hesiodos dezelfde verklaring aan voor het vermeende bestaan van demonen: dat zijn de geesten van de vorige rassen.) Het zijn vormen van herhaling volgens een, hoe paradoxaal, lineair patroon. Onnodig te zeggen dat er ook stelsels bestaan die het grootser aanpakken, bijvoorbeeld door karma en reïncarnatie op te voeren. Zie ook mijn eerdere blog.
In De werken en dagen van Hesiodos (ca. 700 v.Chr.) wordt verkondigd dat voor de huidige mens vier anderen hebben bestaan, respectievelijk de bronzen, zilveren en gouden rassen, waarbij goud de oudste en perfecte conditie was. Ook in de Popol Vuh van de Maya’s doen de goden het scheppen van de mens dunnetjes over, terwijl de Californische Karuk-indianen de zogeheten Ikxareyavs kennen. Dat waren de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika voordat de huidige mensen er kwamen, en die nu als geesten zouden voortleven. (Overigens voert Hesiodos dezelfde verklaring aan voor het vermeende bestaan van demonen: dat zijn de geesten van de vorige rassen.) Het zijn vormen van herhaling volgens een, hoe paradoxaal, lineair patroon. Onnodig te zeggen dat er ook stelsels bestaan die het grootser aanpakken, bijvoorbeeld door karma en reïncarnatie op te voeren. Zie ook mijn eerdere blog.
Vuur
Tot slot een opmerking over vuur. ‘[H]et vuur zal alle dingen naderen, oordelen en overmeesteren’, schreef Heraclitus (22B66). In De ronde ruïnes ontvangt de
hoofdpersoon op het laatst bericht van roeiers over een magiër ‘die in staat
was het vuur te betreden zonder zich te branden’. Kort daarna blijkt dankzij
het verwoestende vuur dat de man net als zijn eigen schepping ooit uitgedacht is
door iemand anders. Per slot van rekening zijn ideeën vuurbestendig. Dat doet
denken aan de reputatie van sjamanen, in zoverre dat zij in veel culturen
bekend staan als een soort vuurmeesters, aldus godsdiensthistoricus Mircea Eliade.[4] Vuur
speelt bij rituelen een belangrijke rol, en tijdens bijvoorbeeld een trance
zoude ze over hete kolen kunnen lopen. Volgens Eliade laten deze daden of het
geloof erin zien dat de sjamanen dichter bij de conditie van geesten staan,
omdat geesten niet brandbaar zijn. De sjamaan zou dan de eigenlijke menselijke
conditie overstijgen.
Het zal niet zonder reden geweest zijn dat de Egyptische
zonnegod Ra zo essentieel was, en dat Gods Heilige Geest in de Bijbel wordt
voorgesteld als een vlam (Handelingen
2:3-4). Johannes de Doper is misschien wel een bron van inspiratie geweest voor
Borges met zijn etappes van creatie, want in Mattheüs 3:11 staat: ‘Ik doop u wel met water tot bekering; maar
Die na mij komt [Jezus], is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben
Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.’ De droommensen in Borges' verhaal krijgen vanzelf hun ontologische vuurdoop.
De joodse golem kende altijd gebreken en was een kort leven
beschoren. Zo is het volgens enkele mythologieën ook met de mensheid gesteld.
De ideale mens is vanzelfsprekend ideëel, maar is daarmee soms ook juist een voorbeeld om na
te streven en draagt zo bij tot de vorming van de imperfecte mens. Hij blijft echter een fictie. Zij het
dan een realistische en een onsterfelijke.
Reacties
Een reactie posten