Klassiek filosofisch pars pro toto: jezelf kennen als deel van een geheel

Een van de aspecten uit de stoïcijnse ethiek in de Meditaties van de filosoof-keizer Marcus Aurelius is het bepalen van de plaats die de mens inneemt in de samenleving, natuur en kosmos. Die rol moet ‘in overeenstemming zijn met de natuur’, waarbij de wereld wordt opgevat als één groot, organisch geheel. Dat lijkt een soort vervolg op het aloude Delphische credo, ‘Ken uzelf’. Cicero schreef dan ook: ‘Van het grootste belang is het met de ziel zelf de ziel te leren kennen en juist dit is in wezen de betekenis van de leefregel’ van Apollo (Gesprekken in Tusculum, I, 52). Daar kom je, in zijn optiek, achter door te bezinnen over de drie soorten relaties die de mens heeft met als eerste ‘het voertuig dat ons omhult, de tweede met de goddelijke oorzaak, de bron van alles dat elk wezen overkomt, en de derde zij die samen met ons leven’ (VIII, 27).

In archaïsche tijden werd de mens haast gezien als een soort speelbal van de onsterfelijke goden met hun grillen. Slechts met gebed en offer kon de mens meer zekerheid verwerven, maar zijn plaats in het natuurgebeuren was klein, en het leven was een simpele rechte lijn. Beroemd is de uitspraak van Homerus die Marcus citeerde (X, 34): ‘Het geslacht der mensen is als dat der bladeren. De wind strooit de bladeren over de aarde, maar het bottend bos doet in de lentetijd het nieuwe blad weer ontluiken. Zo ook het geslacht der mensen; het ene ontbloeit, het andere sterft af’ (Ilias, XI, vs. 146).

Zodra de filosofie de kop opstak in de zesde eeuw v.Chr. trad een verandering op. De natuur werd begrepen aan de hand van abstracte, onpersoonlijke principes. Goden aan de zijlijn, natuurwetten en bouwstenen in het midden van het speelveld. Wetmatigheden, harmonie en orde vormden het adagium, en voor het eerst was daar de behoefte om met één woord het geheel der dingen aan te duiden: kosmos. Een mooie denkstap. Marcus Aurelius schreef over de volgelingen van Pythagoras bijvoorbeeld het volgende: ‘De pythagoreeërs zeiden gewoonlijk dat we, als eerste in de ochtend, op zouden moeten kijken naar de lucht, om ons te herinneren aan wezens [de planeten] die eeuwig hun werk uitvoeren volgens dezelfde wetten en op onveranderlijke wijze, en om ons te herinneren aan hun ordelijkheid, zuiverheid en naaktheid; want niets verhult een ster’ (XI, 25). De natuur dus als organisch geheel. Pythagoras zou beweerd hebben dat de planeten door hun volmaakte draaibewegingen een heel fijne muziek maakten, maar dat de mens daar doof voor was geworden. Een natuuractivist zou daar vast een moderne, ecologische draai aan kunnen geven.

In de ogen van sommige oude wijsgeren is het heelal dus een mooi en ontzagwekkend geheel. De stoïcijn Posidonius voegde hier een concept aan toe dat in de verdere geschiedenis van het westerse denken belangrijk is: sympathie. Dit is de notie dat alles in de kosmos interageert en dus verbonden is met elkaar. Dat werd mogelijk geacht door de pneuma, een soort goddelijke, bezielende maar onpersoonlijke natuurkracht. Als een stoïcijn sprak van Zeus of God, dan bedoelde hij daar de Natuur mee. Daar komt bij dat, als de kosmos wordt aangestuurd door een goddelijke, ordenende en bindende kracht, die kosmos goed en mooi moet zijn. De wereld zoals die is, moet daarom noodzakelijk zijn zoals die is.

De filosofisch-religieuze hermetici in de late oudheid namen (indirect) nogal wat van de stoïcijnen over, waaronder de notie van sympathie. Ook bij hen lag de focus op zelfkennis, maar anders dan bij Cicero leerde men zichzelf niet kennen door te kijken naar de sociale groep, maar naar de kosmos. Als iets goddelijks ten grondslag zou liggen aan de kosmos, en als die kosmos ordelijk en sympathetisch gestructureerd is, dan kan dat goddelijke ook gekend worden door die kosmos eens goed te bekijken. De mens wordt in het hermetische denken een afspiegeling van het heelal, een microkosmos, een onlosmakelijk deel van het geheel, omdat alles uit een transcendente god zou zijn voortgevloeid. Dat heet emanatie. De hermetische God staat niet totaal buiten de kosmos zoals de christelijke God, maar straalt die kosmos uit en is er dus mee verbonden. Dat maakte voor de hermeticus dat in de planten, mineralen, dieren en in hemzelf een vleugje goddelijkheid zat. Die verbinding aanspreken om tot hogere kennis (gnosis) en dus tot eenwording met het goddelijke te komen, dat wilden hermetici doen door middel van mystieke inwijding en studie.

Toen de vroegste filosofen de natuur wilden verklaren, kwamen een paar op de proppen met een abstracte, onpersoonlijke geest (nous). Anderen bedachten fundamentele principes zoals verdichting en verdunning, warm en koud, waarna Empedocles’ leer van de vier elementen volgde in de vijfde eeuw v.Chr. Alles is samengesteld uit de elementen aarde, lucht, water en vuur, en na het overlijden wordt het lichaam weer tot die bouwstenen gereduceerd, die weer worden opgenomen in de natuur. Daarom zouden geboorte en dood niet echt bestaan. Voor de hermetici, vele eeuwen later, geldt iets soortgelijks. Zelfs al is het lichaam ontbonden, dan nog werd de (onsterfelijke) menselijke geest opgenomen in het grote, goddelijke geheel.

Die sympathie geeft een nieuwe inkadering aan dat stoffige spreukje ‘Ken uzelf’, en Marcus Aurelius weet dit. De mens moest meestromen met de dingen en het leven accepteren zoals het kwam, misschien een beetje zoals het taoïstische wu wei. Het hielp je niet om doof en blind te zijn voor de gang der zaken, het lot en de schoonheid van de natuur. Het stoïcisme was in de aard der zaak niettemin materialistisch. Geen nirvana of paradijs voor een onsterfelijke ziel. De mens kon slechts in die zin onsterfelijk zijn, dat hij hier en nu sympathiek en medemenselijk kon handelen ‘overeenkomstig de natuur’ en zijn rol binnen het grote geheel. ‘Het leven is kort, en ons aardse bestaan levert maar één oogst op’ (VI, 30). Alles komt en gaat, maar (en dat is een paradox) als je berustte en inspanning leverde, dan liet je het gewenste rimpeleffect na dat eeuwig doorgaat. 

[Afbeelding: buste van filosoof-keizer Marcus Aurelius]

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lawrence Principe, 'The Secrets of Alchemy': review

Mulisch en Márquez: van woorden naar beelden

Het Midden-Oosten ontdekken: van een Vlaams muziekfestival tot de 12e-eeuwse al-Sohrawardi