Wat betekent de vraag?
In juni en mei besteedde ik met een OKAN-klas twee lesuren aan filosofie,
en op een gegeven moment deed zich de vraag voor wat het verschil was tussen
religie en filosofie. Een legitieme vraag, aangezien filosofen sinds de oudheid
ook over het goddelijke nadenken. Op de vraag kan een mens veel antwoorden,
maar een simpele versie is dat filosofie in principe vertrekt vanuit een vraag
(‘Que sais-je?’), terwijl religie in principe vertrekt vanuit een uitroep.
Later vroeg ik me af waarom ik eigenlijk zo van die vraagstelling hou,
meer dan van een uitroep. Waarom boeit die me, vind ik die een meerwaarde en
bewonder ik die zelfs? Ik denk dat dat komt omdat veel begint met de vraag als
zodanig. De vraag is de springplank om de wereld in te springen. De vraagstelling
impliceert een aantal zaken die ik mooi, prettig of zelfs bewonderenswaardig
vind. Ik bedoel dan natuurlijk wel de authentieke vraag in het algemeen, en
niet de nepvraag of beleefdheidsvraag.
Om te beginnen is er de onbevangenheid. Je opent gespreksruimte en
laat het antwoord op je af komen. Je zou kunnen zeggen dat daar een bepaalde
tolerantie en moed voor nodig is. Je weet immers niet wat er gaat komen en of
het antwoord in jouw kraam past, maar toch wil je het weten. De vraagstelling
impliceert afwachting en luisteren. Dat is het begin van elke dialoog. Elke
dialoog met een andere persoon kan vervolgens een innerlijk copernicaanse
wending teweegbrengen.
Ten tweede geef je openlijk toe dat je iets niet weet, maar dat je wel
iets wíl weten. Daar zit een zekere bescheidenheid in, maar vervolgens ook
nieuwsgierigheid. Die nieuwsgierigheid kun je vertalen in weet- of
leergierigheid. Een wil tot kennis. De vraag is de erkenning van het gegeven
dat we nog niet klaar zijn, en dat onze belevingswereld nog niet af is. Wat ik
vaak in discussies zie, is dat een mening alleen maar tegenover een mening
gezet wordt. De insteek is lang niet altijd om de andere mening te begrijpen,
maar ook niet om de eigen mening aan een onderzoek te onderwerpen. Dat is een
gemiste kans. Wie vraagt, mag je wat dat betreft misschien wel moedig en
bescheiden noemen.
Ten derde is er een empathisch en sociaal component. We hebben
allemaal een goed besef van het bestaan van andere mensen, en zelfs voor een
solipsist is het nu en dan toch aangenaam om met ‘de ander’ te praten. Hoewel
we door de wereld van de taal eenzaam kunnen worden en vervreemd kunnen raken,
kun je de vraag opvatten als een uitnodiging. Als ik een ander iets vraag, dan
betekent het dat ik die ander zie en wil leren kennen. Je wordt als het ware een
beetje bevestigt in je mens-zijn als een ander je iets vraagt. Met vragen smeden
we banden, hoe summier ook. ‘Hoe gaat het met je?’ ‘Wat houdt je bezig?’ 'Wat inspireert je?' ‘Wat
bedoel je?’ ‘Kun je me helpen?’ Zeker met die eerste twee vragen nodigen we een
ander uit om een ons onbekende wereld te delen.
De vraag zorgt er met andere woorden voor dat we in beweging blijven, zowel
sociaal als verstandelijk. De vraag schept ruimte. De ander mag er dan zijn,
zodat we ideeën kunnen uitwisselen om verder te groeien. Althans, in principe.
Dat het in de praktijk niet zo’n vaart loopt, is een andere kwestie.
De vraag suggereert dat we dus iets willen. Je wil iets weten. Waaróm
we iets willen weten is een andere vraag. Meer in het algemeen vraag ik me wel
af wat willen in dit kader betekent. Kunnen we iets willen zonder gevoel? Kan
dat zuiver verstandelijk zijn? Persoonlijk kan ik me niet voorstellen dat ik
weetgierig kan zijn zonder enig gevoel. Er moet gedrevenheid, gevoel, motivatie
bij zitten. Motivatie is niet iets van de zuivere rede, lijkt me. Als willen
zoiets als verlangen is, dan associeer ik verlangen in elk geval sterk met
gevoel. Ik schrijf overigens bewust niet ‘emotie’. (Terzijde, kun je wel iets
verlangen zonder gevoel?) Misschien kun je dan stellen dat iets vragen
betekent, dat een vraag betrekking
heeft op iets, en dat je met de vraag dus betrokken
bent. Met wat? Wel, met de mens, de wereld om je heen. We willen iets van die
wereld. Motivatie zet ons door een bepaalde behoefte in beweging om te vragen.
Het woord motivatie gaat dan ook
terug op het Latijnse movere,
‘bewegen’.
Ik vertelde mijn OKAN-klas dat filosofie in essentie de kunst is van
het kritisch en logisch nadenken. Dat begint met twijfel, en dus met het
stellen van vragen. Iemand vroeg of het wel zo eenvoudig kon zijn, want dat
deed hij continu. Mijn reactie was dat hier niets vanzelfsprekends aan was.
‘Zet de tv maar eens aan en bekijk een praatprogramma’, zei ik. ‘Zie je mensen
zoals politici veel vragen stellen?’ Nee, integendeel. Heel kort samengevat kun
je zeggen dat stellingen verdelen en vervreemden, terwijl vragen het
tegenovergestelde doen, hoe kortstondig ook.
Dat is mijn eigen ervaring in veel gesprekken, van serieuze discussies
tot koetjes en kalfjes. De vraag is minder vanzelfsprekend dan zou moeten. Vragen stellen moet je zowel kunnen als durven. Niet iedereen heeft de reflex om te vragen en vervolgens achterover te leunen
om het antwoord niet alleen aan te horen, maar ook te laten bezinken. Iedereen,
zo lijkt het, heeft wel de neiging om meteen de stap te zetten naar de
stelling. Toch is de eigen stelling misschien niet zo heel boeiend. Per slot
van rekening kennen we onze eigen ideeën toch al, dus waarom zouden we die zo
graag herhalen? Misschien sterkt het ons zelfvertrouwen of zelfs onze
eigenwaarde als anderen het met ons eens zijn. Je kunt je afvragen of dat wel
altijd een gezond streven is. Waarom stellen we zo graag iets, vraag ik me af?
Is dat een soort profileringsdrang? Waarom dat? Willen we ons misschien
onderscheiden als individuen binnen de groep? Dat zou begrijpelijk zijn. Of hebben we echt zo vaak de
illusie dat we de ander meteen overtuigen door gelijk tegen iemands stelling in
te gaan?
Daar komt het punt dat ik mijn leerlingen ook meegaf. Socrates haalde
de filosofie van de hemel naar de aarde, zoals Cicero zei, omdat hij de
natuurthema’s achterwege liet en ging praten met mensen óver menselijke zaken.
Zo’n gesprek heeft alleen maar zin als je ook echt lúístert. Luisteren is even
belangrijk of zelfs belangrijker als iets zeggen. Luisteren is iemand tijd
geven. Verder heb je niets te verliezen, alleen maar te winnen. Vragen is
willen verrijken, reiken naar je omgeven. Je eigen mening kun je vervolgens
altijd nog vasthouden.
Quaerere aude!
Reacties
Een reactie posten