Plotinus struikelt over een boeddha in Alexandrië
De Griekse filosoof Plotinus (204 – 270) was een innovator
in de Romeinse keizertijd. In de 3e eeuw was hij namelijk
verantwoordelijk voor de vorming van de laatste grote filosofische school in de
klassieke oudheid: het neoplatonisme. Hij werd geboren in het hellenistische
Egypte en was actief in Alexandrië, de multiculturele smeltkroes en intellectuele
hotspot bij uitstek in de hellenistische wereld.
Zijn exegetische gewroet in met name de metafysische
dialogen van Plato, aangevuld met aristotelische filosofie en een stoïcijns
garnituur, leidde tot een filosofie waarbij de nadruk lag op een in detail
uitgewerkte metafysische werkelijkheid en het vinden van afstemming met het
goddelijke door filosofische bezinning. Dit zou moeten resulteren in een
mystieke ervaring. In de uiteenzetting van Plotinus’ filosofie, opgetekend in
de Enneaden, hebben onderzoekers
overeenkomsten gezien met het boeddhisme uit India. Duidelijk bewijs voor
kruisbestuiving ontbreekt niettemin.[1]
Plotinus wilde na jarenlang in Alexandrië te hebben gewerkt
graag meer te weten komen over de kennis van de Perzen en Indiërs, aldus zijn
biograaf Porphyrius (Over het leven van
Plotinus, III). Zodoende besloot hij mee te reizen met de militaire
expeditie van keizer Gordianus III. De veldtocht draaide in Perzië uit op een
mislukking, en Plotinus wist slechts met moeite een weg terug naar het westen
te vinden, maar de gebeurtenissen tonen aan hoezeer de filosoof geïnteresseerd
was in oosterse kennis. Dat kon natuurlijk alleen als hij daarvan op de hoogte
was door de beschikbaarheid van informatie in Alexandrië zelf.
In wat nu Iran en Afghanistan is, waren gemigreerde Grieken
al sinds de campagnes van Alexander de Grote in contact gekomen met het
boeddhisme. Door die gebieden liep ook de zijderoute, een handelssnelweg die
uiteraard ook het verbreiden van gedachten vergemakkelijkte. Een tweede route
van India naar de hellenistische wereld was natuurlijk via de Indische Oceaan
en de Rode Zee naar Egypte, door gebruik te maken van de moessonwinden. Die
route zou zijn ontdekt door Hippalus rond 100 v.Chr.
Dat er intensief verkeer tussen het Romeinse Rijk en India
bestond, wordt geïllustreerd door archeologische vondsten (zo is een beeld van
de hindoegod Laksjmi opgegraven in Pompeii) en het volgende boeiende verslag. De Indiase
Pañcasiddhāntikā is een astronomische samenvatting
van circa 550 die teruggaat op Grieks-Babylonische bronnen, en bevat de
mededeling dat het tijdsverschil tussen Alexandrië (Yavanapura) en
Ujjayanī
en Vārānasī een longitude van
44° en 54° bedraagt (moderne meting: 45° 50' en 53° 70'). Dit kon alleen maar
worden bepaald door op de respectieve locaties gelijktijdig dezelfde maaneclips
te observeren, en dat vereiste internationale organisatie.[2]
Het is in de keizertijd dat korte verwijzingen naar het
boeddhisme de klassieke literatuur binnendruppelen. Zo noemt Cyrillus van
Jeruzalem (4e eeuw) zonder meer een zekere Terebinthus met on- of
heterodoxe neigingen die zijn heil zocht in Perzië, waar hij zichzelf Buddas
ging noemen (lezing VI, Over ketterij,
§23). Clemens van Alexandrië (150 – 215, dus ouder dan Plotinus) was actief in
dat mekka van Griekse geleerdheid en kende zijn weg in de platonische en
stoïcijnse filosofie. In zijn Mengelwerken
(Stromata, I §15) blijkt hij weet te hebben van het boeddhisme
en noemt hij – voor zover ik weet als eerste in de westerse literatuur –
Boeddha bij naam: ‘Ook volgen sommigen van de Indiërs de voorschriften van
Boeddha (Oudgrieks: ‘Boutta’), die ze, op grond van zijn buitengewone
heiligheid, verafgoden’. In die vroegchristelijke literatuur verschijnt de naam
nog een paar keer.
Dat informatie over het boeddhisme (en hindoeïsme) beschikbaar
was in Alexandrië is niet bevreemdend. Los van het internationale karakter van
de metropool stond daar ook de befaamde bibliotheek. Naar verluidt moest van
elke tekst die reizigers bij zich hadden een kopie voor dit boekenwalhalla
worden gemaakt. Vroeg of laat zal daar wellicht ook kennis uit het oosten
bekend zijn geraakt, zoals Clemens’ vermelding van Boeddha suggereert. Ik stel
me dan ook een leergierige Plotinus voor met een open geest, een man die
continu op zoek was naar nieuwe inzichten. Eenmaal in Alexandrië, luisterde hij
naar diverse filosofen, waaronder de middenplatonist Ammianus Saccas. Dat hij
goed geïnformeerd was en toegang had tot veel informatie, blijkt uit zijn eigen
filosofie in de Enneaden en de
weerleggingen daarin tegen diverse groepen, zoals gnostici, epicureeërs en
astrologen. Een leergierig persoon dus. Om zijn horizon eerst figuurlijk en dan
letterlijk te verruimen kon hij niet in een studeerkamertje blijven, maar moest
hij de straat op om met mensen te spreken en om de bibliotheek te raadplegen.
Zoiets zie ik voor me, zo lang geleden.
[2] Pingree, D. 'Astronomy in India.'
In: Astronomy Before the Telescope.
Red. C. Walker. London: British Museum Press, 1996, blz. 127.
Reacties
Een reactie posten