De stad stroomt
Er was een tijd waarin de stad ommuurd was en daarmee een eiland vormde in de woelige zee die de wereld vormde. Tegenwoordig lijkt veeleer het tegenovergestelde het geval. De stad is een zee, waar het individu in wordt ondergedompeld. Zwemmen zal hij, in een los-vast samenraapsel van voortdurende verandering, van flitsen en vluchtigheid, kortom, een werkelijkheid die zo vloeibaar is als water. Het befaamde beeld van Heraclitus dringt zich op: de rivier. De mens staat erin, en staat er toch ook weer niet in. Elke seconde staat het individu in nieuw aangevoerd water, maar desondanks blijft de rivier wat hij is. De bedding blijft dezelfde. Zo schijnt de stad te zijn. Zo schijnt ze toe, door de bewegingen van mensen, door het komen en gaan van bezoekers, van het snelle en toevallige contact tussen personen, van fluisteren, van zwijgende massa's en roepende machines, van de Mickey-Mousecultuur met paniekaankopen, modegrillen, en verhullende zonnebrillen die oppervlakkigheid uitschreeuwen in een wereld van dubbele bodems. Daar, in die wereld, wonen sommige mensen graag. Een vreemd soort masochisme bevangt hen, die opgaan in de vormloosheid van een teveel aan alles. Want dat is het misschien. Opgaan in een geheel. Een geheel van gebeuren, van worden, van nu. Naast de stroom van aanhoudende afwisseling valt rust en ruimte op. In parken, bossen en dorpen valt de mens meer op. Pas in de stad lost hij op.
(Afbeelding: Jeremy Mann, Time Square Lights)
Reacties
Een reactie posten