Een astronoom
Er was eens een astronoom die uren, dagen, maanden en jaren van haar leven besteedde aan het bestuderen van de sterrenhemel. Hoe ver weg de planeten en sterren ook waren, voor haar waren ze dichtbij en het meest wezenlijke wat zij zich maar kon voorstellen. Hoewel zij nooit in een kuil viel door onoplettendheid, was ze door de hemel geboeid voor het leven. Men zou zich kunnen voorstellen dat voor haar het bewegen van die hoge vuurvliegjes haast een soort poëzie was. Als was zij een herboren Pythagoras, die naar verluid met zijn oren naar de akkoorden van de ronddraaiende hemelsferen kon luisteren, en zo hoorde wat geen sterveling ooit hoorde. Al de sterren lagen en liggen echter voor het oprapen, alleen dat ontzag en die passie schijnbaar niet. Toen de astronoom zich op een zekere dag verdiepte in oude theorieën over de cyclische en epicyclische banen van de planeten, zag ze dat op een nog niet eerder door haar ontdekte bladzijde een oud epigram van Claudius Ptolemaeus geciteerd werd. Ze las het, verwerkte het, en las het nog eens. Toen knikte ze instemmend. Voor haar was het herkenbaar.
Iets gebeurde er met haar in de nacht, als de straten zwegen, drukke vogels rustten, paartjes vreeën, zielloze dronkaards de atmosfeer vulden met verlamming. Iets in de schaduwen verleidde haar telkens weer haar bed te vermijden. De loerende schimmen trokken haar de overpeinzingen in. Over van alles, over niets. De nacht, zij was de echo van haar leegheid, de onbeschreven bladen van haar geheugen, de weerklank van haar rusteloosheid. De nacht, zij ontfutselde haar opnieuw en opnieuw een vraag, de vraag, elke vraag. Zij liet elke waarneembare horizon oplossen in een uniforme duisternis, waarin de gedachten en de fantasie konden ontsnappen.
Wie die astronoom was? Niemand weet het. Misschien wel iedereen.
![]() |
Gerard Dou, Astronoom, tussen 1650 en 1655. |
Reacties
Een reactie posten